1. Het is mooi dat je die etappe gewonnen hebt. 2. Ik wist al dat hij gisteren gekomen was. 3. Ze denkt er soms aan dat haar zoon niet veel werkt. 4. Het ergste is toch dat ze dikwijls liegt.
1. Het is mooi dat je die etappe gewonnen hebt.2. Ik wist al dat hij gisteren gekomen was.3. Ze denkt er soms aan dat haar zoon niet veel werkt.4. Het ergste is toch dat ze dikwijls liegt.
1. Es bueno que usted ha ganado esa pierna. 2. Sabía que había llegado ayer. 3. A veces piensa que su hijo no es mucho trabajo. 4. Lo peor es que a menudo se encuentran.
1. Es bueno que usted se ha ganado esa etapa. 2. Yo ya sabía que había ayer. 3. Piensan que su hijo, a veces no muchas obras. 4. Lo peor es que a menudo son mentira.